Risicobeheer
Om de rentekosten zo laag mogelijk te houden dient er een goede balans gevonden te worden tussen optimalisatie op de korte termijn en de stabilisatie op de langere termijn. Financiering met een korte looptijd kan zorgen voor de laagste rentelasten, terwijl vanuit het oogpunt van lange termijn stabiliteit een financiering met een langere rentevaste periode de voorkeur heeft. De wet FIDO geeft twee richtlijnen voor het beperken van renterisico's: het kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft de limiet aan voor de vlottende schuld van de gemeente. Deze limiet is vastgesteld op 8,5% van de totale begroting. In 2023 was deze limiet voor de gemeente Stein afgerond € 6,5 miljoen.
Onderstaande tabel geeft de informatie weer met betrekking tot de kasgeldlimiet.
In het eerste en tweede kwartaal van 2023 was er sprake van een onderschrijding van het kasgeldlimiet. De gemeente Stein heeft gedurende deze periode geen kortlopende of langlopende financiering hoeven aan trekken om aan haar financieringsbehoefte te kunnen blijven voldoen.
Periode | Q1-23 | Q2-23 | Q3-23 | Q4-23 |
---|---|---|---|---|
Netto vlottende schuld -/- overschot vlottende middelen | -3.152 | -2.139 | 4.302 | 7.303 |
Kasgeldlimiet | 6.574 | 6.574 | 6.574 | 6.574 |
Overschrijding van kasgeldlimiet | 729 | |||
Ruimte tot de kasgeldlimiet | 9.726 | 8.713 | 2.272 |
Renterisiconorm
In de wet FIDO staat dat de renterisiconorm niet mag worden overschreden. Deze norm zorgt voor een opbouw van de leningportefeuille, waarbij het renterisico van renteaanpassingen en herfinanciering van geldleningen in voldoende mate wordt beperkt. Er mag maximaal 20% van de langlopende geldleningen per jaar in aanmerking komen voor herfinanciering en renteherziening. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire renterisico's. Primaire renterisico's betreft het gevaar van een ongunstige stand van de rente op het moment dat nieuwe leningen moeten worden afgesloten. Secundaire renterisico's betreft het niet kunnen profiteren van gunstige renteontwikkelingen. Risico's loopt de gemeente dan ook bij een onevenwichtige verdeling van de portefeuille wat betreft de looptijden. Een portefeuille met overwegend kortlopende leningen kent een hoog primair risico en een overwegend langlopende portefeuille kent een hoog secundair risico.
Uit onderstaand overzicht blijkt dat in 2023 de renterisiconorm van de gemeente Stein niet overschreden werd.
(bedragen x € 1.000)
Stap | Variabelen Renterisico(norm) | 2023 |
---|---|---|
(1) | Renteherziening op vaste schuld | 0 |
(2) | Netto nieuw aangetrokken vaste schuld | 0 |
(3) | Betaalde aflossingen | 4.304 |
(4) | Herfinanciering (laagste van 2 en 3) | 4.304 |
(5) | Renterisico op vaste schuld (1 + 4) | 4.304 |
(6) | Renterisiconorm (20% x vaste schuld per 1/1), excl. door verstrekte leningen woningstichtingen | 11.375 |
(7) | Ruimte onder renterisiconorm (6 – 5) | 7.071 |
Debiteurenrisico
Dit betreft het risico dat vorderingen op debiteuren niet kunnen worden geïnd en afgeboekt moeten worden. Ter afdekking van de risico's met betrekking tot debiteuren sociale zaken is voor een bedrag van € 1.063.415 een voorziening gevormd, en voor de TOZO regeling een voorziening van € 11.988. De voorziening voor risico's met betrekking tot overige debiteuren bedraagt per 31 december 2023 € 125.000.
Geldleningen
De financiële risico’s van gemeenten voor de verstrekte geldleningen en achtervang aan woningcorporaties zijn klein. De financiële middelen (liquiditeitspositie en eigen vermogen) van de corporaties vormen de eerste zekerheid. De borgstellingsreserve van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) vormt de tweede zekerheid. Als corporaties hun rente- en aflossingsverplichtingen niet nakomen, dan kan de WSW aangesproken worden. Zij beschikken daarom over een borgstellingsreserve. De Autoriteit Woningcorporaties (AW) houdt sinds 2016 toezicht op WSW. Belangrijk doel van dit toezicht is om vast te stellen of het risicokapitaal van WSW toereikend is om mogelijke verliezen van WSW te dekken. De achtervang positie van Rijk en gemeenten vormt de derde zekerheid. Indien daarop een beroep gedaan moet worden, moeten Rijk en gemeenten op verzoek van het WSW renteloze leningen aan het WSW verstrekken.